| A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | l | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z |
BANDVINK (Amadina fasciata) (Gmelin, 1789)
VERSPREIDING
Afrika.
GROOTTE
Ongeveer 12 tot 13 centimeter.
GESLACHTSONDERSCHEID
Het verschil tussen beide geslachten is bij de volwassen exemplaren heel eenvoudig te zien. Hun naam, bandvink, danken de dieren namelijk aan de rode keeltekening die alleen het mannetje heeft. Bovendien zijn de vrouwtjes overwegend wat lichter van kleur.
SOCIALE EIGENSCHAPPEN
Bandvinken kunnen het onderling goed vinden, en ook met andere weerbare vogels die even groot zijn of groter, geeft de omgang geen problemen. Ze staan bekend om hun storende gedrag tijdens de kweekperiode. Ze zijn dan vaak erg vervelend tegen tere, kleinere vogels, die u beter niet samen met deze soort kunt houden.
GESCHIKTE BEHUIZING
U kunt bandvinken zowel in een ruime buitenvolière als in een kamervolière houden. Beplanting wordt erg op prijs gesteld. Een tijdelijk onderkomen in een ruime broedkooi behoort ook tot de mogelijkheden.
OMGEVINGSTEMPERATUUR
Bandvinken zijn sterke vogels en wanneer ze de beschikking hebben over een tocht, vochten vorstvrij nachthok hoeft u in de winter geen speciale voorzieningen te treffen.
VOEDSEL
Bandvinken zijn in eerste instantie zaadeters en u kunt ze dan ook als basis een zaadmengsel voor tropische vogels voorzetten, aangevuld met wat trosgierst. Daarnaast eten ze, zeker rond de kweekperiode, graag eens wat groenvoer, eivoer, insectenpaté en gekiemde zaden. Trosgierst en graszaad worden ook graag opgenomen. Maagkiezel en grit horen altijd in voldoende mate aanwezig te zijn, zodat de vogels dat naar behoefte kunnen opnemen.
ACTIVITEITEN
Bandvinken zijn levendige vogels. Ze begeven zich in alle lagen van de volire en zoeken hun voedsel ook op de grond. Ze zijn doorgaans niet schuw.
KWEEK
Omdat bandvinken als stoorzender fungeren in de kweekperiode, verdient het aanbeveling de koppels in die periode in aparte broedkooien te houden. Een gesloten nestkastje met een bodemoppervlak van 10 bij 12 centimeter en een hoogte van 15 centimeter, maar ook halfopen kastjes en zelfs korfjes worden als nestplaats goed geaccepteerd. Het nest wordt onder meer gebouwd van hooi, plantenworteltjes en grashalmen. De binnenkant wordt bekleed met zachte donsveertjes. Het aantal te verwachten eitjes is 4 tot 6. Ze worden door beide ouders afwisselend bebroed. Na ongeveer 12 tot 14 dagen komen de jongen uit het ei. Op een leeftijd van krap een maand vliegen de jongen uit. Ze kunnen dan nog niet voor zichzelf zorgen en worden gedurende ongeveer twee weken door beide ouders gevoerd en begeleid. Vlak daarna, of soms al tijdens deze periode, kunnen de ouders beginnen met het tweede legsel. Het kan drie tot vier maanden duren voordat de jongen hun uiteindelijke volwassen kleur hebben.
MUTATIES
Er zijn inmiddels verschillende kleurmutaties vastgelegd, waaronder de geelband, ino en isabel of pastel.
BIJZONDERHEDEN
Bandvinken bastaarderen met roodkopamadinen. Het is daarom beter deze soorten niet samen te houden.