| A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | l | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z |
GRANAATASTRILDE (Uraeginthus granatina) (Linnaeus, 1766)
VERSPREIDING
Zuidelijke landen van Afrika.
GROOTTE
Ongeveer 13 tot 14 centimeter.
GESLACHTSONDERSCHEID
De beide geslachten zijn bij deze soort goed te onderscheiden.
De mannetjes zijn veel feller van kleur dan de vrouwtjes.
SOCIALE EIGENSCHAPPEN
De granaatastrilde gaat over het algemeen zijn eigen gang en bemoeit zich niet met andere voliérevogels, zolang deze niet van dezelfde soort of aanverwante soort zijn. Ten opzichte van (aanverwante) soortgenoten zijn ze echter vaak uitgesproken agressief. Het verdient daarom aanbeveling om slechts één koppel per volière of verblijf te houden.
GESCHIKTE BEHUIZING
De granaatastrilde kan zowel in een buiten als kamervolière gehouden worden. Bij voorkeur staat de volière op een zonnige plaats waar de vogels optimaal van de zonneschijn kunnen genieten.
OMGEVINGSTEMPERATUUR
Granaatastrilden zijn zonminnende en warmtebehoevende vogels. Zonder voldoende zonlicht en warmte worden ze al snel ziek en gaan ze dood. Goed geacclimatiseerde vogels kunnen buitenshuis overwinteren, maar het nachthok moet in die periode wel verwarmd worden.
VOEDSEL
In tegenstelling tot de meeste prachtvinken hebben deze vogels in eerste instantie veel dierlijke eiwitten nodig. In aanmerking komen kant en klare insectenpaté, aangevuld met klein levend voer in de vorm van bladluis, bufalowormpjes en kleine spinnetjes. Daarnaast nemen ze ook zaden op. Geef ze een zaadmengsel voor kleine tropische vogels, eventueel aangevuld met trosgierst, graszaden en onkruidzaden. Maagkiezel en grit horen altijd aanwezig te zijn, zodat de vogels hiervan naar behoefte kunnen opnemen.
ACTIVITEITEN
Granaatastrilden zijn vrij rustige vogels. Ze bewegen zich door alle lagen van de volière en fourageren ook veel op de bodem.
KWEEK
Deze vogels vormen een koppel voor het leven en broedsuccessen zijn voor een groot deel te danken aan het feit dat het mannetje en het vrouwtje elkaar mogen. U kunt de vogels in ruime broedkooien huisvesten, die zo gesitueerd zijn dat ze verschillende uren per dag ochtend of avondzon krijgen. Ook in de buitenvolière is nakweek mogelijk, maar de sterfte onder de jongen die buitenshuis grootgebracht worden, is groot. Granaatastrilden houden hun jongen namelijk na hun vijfde tot zevende levensdag niet meer warm. Tijdens warme zomerperioden geeft dit geen problemen, maar in alle andere gevallen kunnen de jongen onderkoeld raken en sterven. Een omgevingstemperatuur rond de 25 graden Celsius is ideaal voor ze. Granaatastrilden leggen gemiddeld tussen de 3 en 6 eitjes, die na 13 dagen broeden uitkomen. De jonge dieren hebben erg veel behoefte aan dierlijke eiwitten en het is van levensbelang dat ze die meerdere malen per dag aangeboden krijgen. Na ruim twee tot krap drie weken vliegen ze uit. Ze lijken dan nog het meest op de volwassen vrouwtjes, maar op een leeftijd van ongeveer drie maanden hebben de meeste hun uiteindelijke kleur al. Een goed kweekstel dat in goede conditie is en een afwisselende voeding krijgt, kan twee tot drie broedsels per kweekseizoen grootbrengen. In de praktijk echter blijken deze vogels niet eenvoudig te kweken en wordt er door kwekers vaak uitgeweken naar pleegouders.
Laatste update: Ma 01-04-2024. 17.45uur