| A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | l | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z |
INDISCHE NONPAREIL OF INDISCHE PAPEGAAIAMADINE (Erythrura prasina)
VERSPREIDING
Zuidoost Azië, voornamelijk Indonesië.
GROOTTE
Ongeveer 14 tot 15 centimeter.
GESLACHTSONDERSCHEID
Volwassen vrouwtjes zijn duidelijk minder fel van kleur dan de mannetjes. Het blauw op kop en hals is bij de vrouwtjes veel bleker. Het rood op de borst ontbreekt bij de vrouwtjes. Het kan echter wel drie jaar duren voordat de dieren volledig op kleur zijn, wat het moeilijk maakt ze voor die tijd te seksen.
SOCIALE EIGENSCHAPPEN
Indische nonpareils leven in de vrije natuur in kleine groepen en hebben ook in de volière graag het gezelschap van een aantal soortgenoten. Ten opzichte van andere vogels gedragen ze zich vreedzaam. Alleen tijdens de kweekperiode kunnen de mannen wat minder hebben van andere vogels. Het verdient aanbeveling ze samen te houden met andere, actieve kleine prachtvinken.
GESCHIKTE BEHUIZING
Ondanks zijn kleine postuur vraagt deze vogel heel wat ruimte. Worden ze in een kleine kooi gehuisvest, dan worden ze al snel te dik en gaan vroegtijdig dood. Een ruime kamer of buitenvolière met beplanting vormt een ideale leefomgeving. De vogels houden van de zon en varen er wel bij wanneer ze een aantal uren per dag kunnen zonnebaden.
OMGEVINGSTEMPEKATUUR
Een ideale omgevingstemperatuur voor deze vogels is 16 tot 20 graden Celsius, tijdens de kweekperiode liever nog wat warmer.Wat voor vrijwel alle tropische vogels geldt, gaat ook op voor de Indische nonpareil:geïmporteerde dieren zijn vaak vrij zwak en wennen maar moeilijk aan lagere temperaturen.Dieren die in volières geboren zijn en gewend zijn aan het Europese klimaat, geven veel minder problemen. Het heeft dan ook de voorkeur om de laatste te kiezen. De dieren moeten altijd hun toevlucht kunnen zoeken tot een tocht, vorst en vochtvrij nachthok.
VOEDSEL
Geschikte voeding voor deze vogels is een zaadmengsel Voor tropische vogels, waarin diverse milletsoorten, witzaad en ongepelde rijst (paddy). Daarnaast lusten ze ook graag wat insectenvoer (bladluis, fruitvliegjes), gekiemde zaden en eivoer, vooral tijdens het opgroeien van de jongen. Ook fruit (appel, peer) eten ze graag.
ACTIVITEITEN
In een kooi of kleine behuizing zijn deze vogels vrijwel apathisch en bewegen weinig, wat een negatieve invloed heeft op hun gezondheid. In een ruime volière met beplanting zijn ze juist vrij actief en blijven ze beter in conditie. Soms zijn ze wat schuw.
KWEEK
Indische non-pareils zijn geen eenvoudige vogels om te kweken, wat vooral te maken heeft met het feit dat de ouderdieren zich niet altijd vlekkeloos van hun taak kwijten. Soms worden dan ook Japanse meeuwtjes als pleegouders ingeschakeld, wat doorgaans goede resultaten geeft. U kunt deze vogels in de volière hun gang laten gaan, maar wilt u een beter inzicht in wat er gebeurt, dan kunt u ze voor deze gelegenheid beter naar een ruime broedkooi verplaatsen. Het kweken in een buitenvolière heeft namelijk het nadeel dat het weer niet altijd betrouwbaar is en de jongen onderkoeld kunnen raken. De dieren maken een nest van voornamelijk kokosvezel en uitgeplozen sisaltouw in een nestkastje. Het formaat van dit nestkastje is ongeveer 10 x 10 x 10 centimeter. Het maakt niet zozeer uit of dit kastje gesloten, halfopen of een zogenaamd ‘traliekastje’ is. Soms gaan ze er ook toe over om een vrijstaand nest te maken in een dichte struik. Er worden 2 tot 6 eitjes gelegd, die voornamelijk door het vrouwtje worden bebroed. Na ongeveer 12 tot 14 dagen komen de jongen uit het ei. Ze hebben in die periode veel behoefte aan gekiemde zaden. Ongeveer drie weken later vliegen ze uit en kunnen ze al zelf kleine beetjes eivoer eten.
BIJZONDERHEDEN
Er is een geelbuikvariant bekend van deze soort, waarbij al het rode pigment geel is. Deze kleur is afkomstig uit wildvang en is door kwekers nog niet vastgelegd.
Laatste update: Ma 01-04-2024. 17.45uur