| A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | l | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z |
KLEURKANARIES
ALGEMEEN
Verreweg de meestgehouden en geliefdste kanaries zijn de vogels uit de grote groep van kleurkanaries. Ze worden niet uitsluitend op kleur, maar eveneens op type gekweekt. Ze hebben een lengte van ongeveer 14 centimeter en behoren qua grootte dan ook tot de middenmoot onder de kanarierassen. Onder invloed van selectie en mutaties zijn er in de loop van de geschiedenis talrijke kleuren en kleurcombinaties ontstaan. Tegenwoordig zijn er bijna 400 verschillende kleurslagen officieel erkend. Dat houdt in dat we al deze kleurslagen tegen kunnen komen op tentoonstellingen.Door combinatie van verschillende kleuren en factoren kunnen nog veel meer kleurslagen worden gecreëerd. Bovendien staat de natuur ook niet stil en kunnen we in de toekomst nog meer mutaties verwachten die, mits levensvatbaar en esthetisch verantwoord, door kwekers zonder meer zullen worden vastgelegd in een nieuwe kleurslag. Ook deze nieuwe mutaties kunnen weer worden gecombineerd met bestaande kleurslagen, wat in de loop van de tijd uiteindelijk kan leiden tot duizenden verschillende kleurslagen bij kanaries. Door de veelheid aan kleuren en patronen die er tegenwoordig al bekend zijn bij kanaries, ziet de leek al snel door de bomen het bos niet meer, zeker niet wanneer hij een kenner op een tentoonstelling vraagt naar de kleur van zijn kanarie en als antwoord krijgt: “Dit is een zwartpastelgrijsvleugel met roodivoor mozaïek type 11 man.” Om een tipje van de sluier op te lichten, behandelen we hierna een aantal basisbegrippen en kleurbenamingen en de vererving. Aan de hand van deze tekst en de kleurenafbeeldingen zult u wellicht enigszins op weg geholpen zijn. De opsomming is echter verre van volledig. Voor mensen die zich meer in dit onderwerp willen verdiepen, zijn diverse goede boeken geschreven, die specifiek aan dit onderwerp gewijd zijn.
BASISKLEUREN
Vetstofkleur en pigmentatie
Kleurkanaries zijn in twee hoofdgroepen in te delen: de gepigmenteerde kleurkanaries (met bruin en zwart pigment) en de ongepigmenteerde of vetstofkleur kleurkanaries (zonder bruin en zwart pigment). De gepigmenteerde dieren hebben naast hun zwarte en bruine pigment, dat de ‘hoofdkleur’ wordt genoemd, ook een vetstofkleur. Deze wordt hij gepigmenteerde dieren normaliter de ‘bijkleur’ genoemd. Twee andere benamingen voor de vetstofkleur of bijkleur zijn ‘lipochroom’ en ‘carotinoïde’. Lipochroom, carotinoïde, vetstofkleur en bijkleur zijn dus verschillende benamingen voor hetzelfde. Bij de gepigmenteerde kanaries is de zwart (gepigmenteerde) met gele (bijkleur) kanarie het bekendste. Een van de geliefdste kleuren uit de vetstofkleurengroep (ofwel ongepigmenteerde groep) is zonder meer geel, de kleur waar kanaries bekend om staan.
Gepigmenteerde kanaries
Melaninen bij gepigmenteerde kanaries
De donkere tekening bij kanaries wordt gevormd door melaninen.Melaninen zijn pigmentkorrels, bolletjes en staafjes die zich in de veren van de vogel bevinden. De ligging, hoeveelheid en soort melaninen bepalen de kleur van de vogel en zijn tekeningpatroon. De heel donker bruine en zwarte pigmentering wordt eumelanine genoemd en het lichter bruine noemt men phaeomelanine. Het lichter bruine melanine bevindt zich in vrijwel iedere veer, terwijl het donkere eumelanine zich meestal beperkt tot de dekveren. Het eumelanine ligt als het ware over het phaeomelanine heen en geeft de vogel zijn tekeningpatroon. Dit gepigmenteerde tekeningpatroon wordt bestreping genoemd. Er zijn inmiddels verschillende mutaties opgetreden bij kanaries, die invloed uitoefenen op de pigmentering. Sommige werken alleen in op het eumelanine, andere op het phaeomelanine.
Klassieke pigmenten
Bij de klassiek gepigmenteerde kanaries zijn alle hiervoor beschreven melaninen aanwezig. De klassieke pigmenten zijn de zwart, bruin, agaat en isabelserie. Een gepigmenteerde kanarie heeft als hoofdkleur altijd een van deze pigmenten. Bij de agaat lijkt het zwarte pigment echter wat opgebleekt, met lichtere zomen rondom de slagpennen als resultaat. De isabel kenmerkt zich door een opgebleekt bruin pigment. Bijkleuren kunnen wit, geel en rood zijn. Wanneer we een kleur aanduiden van een kanarie, wordt altijd eerst de pigmentkleur genoemd, gevolgd door de bijkleur. Een zwartgepigmenteerde kanarie met gele bijkleur wordt zwart met geel genoemd. Een kanarie met agaatpigment en rode bijkleur wordt een agaat met rood genoemd. Wanneer de vogel een witte bijkleur heeft, is er ofwel sprake van dominant wit, ofwel van recessief wit (zie: witte kleurkanaries).
Pastel
De pastelfactor werkt in op alle klassieke pigmenten en dus niet op de bijkleur of vetstofkleur. Hierdoor verdwijnt de donkere tekening bij toch al lichtgepigmenteerde vogels, zoals de isabel en bruingepigmenteerde kanarie, vrijwel geheel. Wat overblijft, is een egale, heel licht bruine kleur zonder tekening. Zwart en agaatgepigmenteerde vogels laten nog wel tekening zien, maar het pigment is gereduceerd tot een beige tot grijze kleur. De pastelfactor vererft geslachtsgebonden en is recessief. Een paring van twee pastelkanaries geeft echter altijd uitsluitend pastelnageslacht. De pastelfactor kan onzichtbaar in het genetische pakket van een kanarie worden meegedragen en in de jongen tot uiting komen wanneer deze drager wordt gepaard aan een andere drager van deze factor of een pastelfactorige kanarie. Wanneer een vogel een onzichtbare kleurfactor met zich mee draagt, wordt er gezegd dat hij ‘split’ is voor die bepaalde (onzichtbare) kleur of factor.
Bont
Het kruisen van gepigmenteerde en ongepigmenteerde kanaries geeft doorgaans bonte jongen en het onderling kruisen van bonte dieren geeft zowel bonte als gepigmenteerde en opgepigmenteerde nakomelingen. Bont wordt in kleurkanariekringen niet gevraagd, u zult ze dan ook niet op tentoonstellingen tegenkomen. We komen ze wel tegen bij de zang, houding, vorm en kuifkanaries. De kleur en tekening bij bontkanaries is van ondergeschikt belang, maar bij de overigen bonte ziet men op tentoonstellingen graag een zo gelijkmatig en symmetrisch getekend dier. Op een mooie aftekening is nauwelijks te selecteren; het kruisen van twee perfect afgetekende bonte dieren geeft geen enkele garantie op identiek getekende nakomelingen.
Niet-gepigmenteerde kanaries
De vetstofkleuren kunnen worden onderverdeeld in de rood en geelfactor. Andere benamingen die wel gebezigd worden voor vetstofkleur zijn ‘bijkleur’, ‘lipochroom’ en ‘carotinoïde’.De vetstofkleuren kunnen zich onder invloed van plantaardige kleurstoffen, zoals caroteen uit worteltjes en bepaalde zaden van geelbloemige planten, verdiepen. Het omgekeerde is ook het geval: krijgt een vogel geen plantaardige kleurstoffen te eten, dan zal de vetstofkleur nooit goed tot zijn recht kunnen komen.
Rode kleurkanaries
Een van de bekendste vetstofkleuren bij kanaries is rood. De roodfactor is bij kanaries ontstaan door inkruisingen met kapoetsensijzen. Rode kanaries, en dan hij voorkeur de intensief rode, zijn erg geliefd bij kwekers en liefhebbers. De mooie, dieprode kleur kan zich echter niet in volle glorie ontwikkelen als de vogel onvoldoende caroteen binnenkrijgt en andere voedings en hulpstoffen die de vorming van rood stimuleren. Rode kanaries komen zowel voor met zwarte als met rode ogen. De laatste worden rubino’s genoemd (zie: inofactor).
Gele kleurkanaries
De meestvoorkomende en tevens bekendste kleur bij vetstofkleurkanaries is geel. Er worden verschillende geelnuances gekweekt, van heel licht geel tot heel donker geel.
Kleurkanariekwekers zullen de verschillende nuances geel niet snel met elkaar kruisen, omdat de nakomelingen van dergelijke kruisingen vaak een tussenkleur laten zien die aan geen enkel schoonheidsideaal beantwoordt. Gele kanaries kunnen zowel donkere als rode ogen hebben. De laatste worden lutino’s genoemd (zie: inofactor).
Witte kleurkanaries
Witte kleurkanaries zijn niet gepigmenteerde vogels, maar hun ‘kleur’ is geen vetstofkleur. Witte vormen daarom een aparte groep. De witte kleurkanaries kunnen worden onderverdeeld in dominant en recessief witte kanaries. Ze worden zowel met rode als met donkere ogen gekweekt. De eerste worden albino’s genoemd (zie: inofactor).
Dominant wit
De factor die de witte veerkleur bij dominant witte kanaries veroorzaakt, zorgt ervoor dat de carotinoïde dat verantwoordelijk is voor het geel en rood vrijwel niet tot uitdrukking komt. Dominant witte kanaries zijn vrijwel nooit helemaal stralend wit, omdat ze wel degelijk carotinoïde hebben, die zich voornamelijk in de slagpennen kan manifesteren. Deze manifestatie van carotinoïde wordt ‘aanslag’ genoemd. Op tentoonstellingen wordt een minimale aanslag vereist. Dominant witte kanaries worden doorgaans gepaard aan andersgekleurde kanaries, omdat er bij het kruisen van dominant witte onderling ongeveer 25% van de jongen afsterft in het ei (lethale factor). Een dominant witte kanarie die genetisch intensief is, wordt gepaard aan een niet-intensieve vogel en andersom. De kleur van de partner maakt hierbij niet veel uit, zolang het een vetstofvogel is, dus een vogel die geen pigment heeft. Kruisingen met rode kanaries worden weinig uitgevoerd, omdat men bij voorkeur een gele aanslag op tentoonstellingen ziet.
Recessief wit
Recessief wit is in kwekerskringen populairder dan dominant wit. De vogels zijn namelijk zuiver wit van kleur, wat een moeilijk haalbaar ideaal is voor kwekers van dominant witte kanaries. Recessief witte kanaries kunnen bovendien probleemloos onderling gepaard worden. Een aspiranteigenaar of kweker van recessief witte kanaries moet echter wel weten dat de dieren zelf geen vitamine A kunnen aanmaken. Dit moet ze ongeveer eens per week verstrekt worden.
FACTOREN DIE RLEUR EN TEKENING RUNNEN BEÏNVLOEDEN
Intensief en schimmel
Zowel bij gepigmenteerde als ongepigmenteerde kanaries kan er een onderscheid worden gemaakt in intensieve en niet intensieve oftewel schimmel kanaries.Bij een intensieve kleuring is de vetstofkleur egaal over de vogel verspreid: Dat komt doordat intensieve vogels een vrij korte bevedering hebben, maar wel evenveel pigment of vetstofkleur hebben als kanaries met langere veren. Bij de laatste wordt het pigment als het ware ‘uitgerekt’, waardoor onder meer de topjes van de veertjes kleurloos zijn. Dit geeft een gemêleerd effect, dat ‘schimmel’ genoemd wordt. Het is niet aanbevelenswaardig om intensieve kanaries onderling te paren. Vaak geeft dit slecht (dun)bevederde jongen en een aantal jongen uit een dergelijke combinatie zal vaak al in het ei afsterven. Intensief moet dan ook bij voorkeur worden gepaard aan schimmel. Het uitsluitend combineren van schimmelkanaries onderling is ook niet gewenst, omdat het op den duur vaak jongen geeft met een veel te lange bevedering. Ze zitten dan niet meer, zoals kwekers dat noemen, ‘strak in het pak’.
Grijsvleugel
Bij vogels met de grijsvleugelfactor is het middelste deel van de vleugelpennen grijs van kleur, maar ook de staartpennen zijn lichter. De toppen van de vleugels en staartpennen zijn normaal gekleurd. Bijkomend bij de grijsvleugelfactor is dat de bestreping op de rug sterk verminderd is. Deze factor komt alleen voor bij kanaries met pastelfactor en dan alleen in zwartgepigmenteerde kleurkanaries.
Opaalfactor
Bij de opaalfactor zijn de melaninen (pigmentkorrels) in de veren anders gerangschikt dan normaal en bovendien dringt deze factor de bruine pigmentatie vrijwel geheel weg. Wanneer een zwartgepigmenteerde vogel de opaalfactor heeft, zijn veren meer blauw- grijs van kleur en bij bruingepigmenteerde kanaries zorgt de opaalfactor voor een vrijwel pigmentloos effect. De opaalfactor vererft recessief, wat inhoudt dat uit een combinatie van twee opaalkanaries uitsluitend opaalfactorige jongen geboren kunnen worden. De opaalfactor kan onzichtbaar in het genetische pakket van een kanarie worden meegedragen en in de jongen tot uiting komen wanneer deze drager wordt gepaard aan een andere drager van deze factor of een opaalfactorige kanarie. Wanneer zo’n vogel een onzichtbare kleurfactor met zich mee draagt, wordt er gezegd dat hij ‘split’ is voor die bepaalde (onzichtbare) kleur.
Mozaïek
De mozaïekfactor is ontstaan door inkruising van kapoetsensijzen. Het zijn van origine witte vogels met kleurvlakken op het lichaam. Aan de kleur, ligging en grootte van de vlakken worden op tentoonstellingen punten toegekend. Een van de bijzondere kenmerken die samenhangen met de mozaïekfactor is dat de vrouwtjes en mannetjes een afwijkend tekeningpatroon laten zien. Dat komt door de invloed van de kapoetsensijs, waarvan de mannelijke en vrouwelijke vogel in kleur van elkaar verschillen. De twee verschillende tekeningpatronen worden aangeduid als het mozaïektype 1 (het vrouwelijke patroon) en het mozaïektype II (het mannelijke patroon). Meestal leggen kwekers zich op een enkel mozaïektype toe. Ze specialiseren zich in ofwel type 1, en zenden dan uiteraard hun vrouwelijke dieren op tentoonstellingen in, of op type II. In dat geval zien we uitsluitend mannelijke dieren van die kwekers op tentoonstellingen. De kwekers die type 1 aanhangen, gebruiken bij voorkeur mannen in hun kweekprogramma die een enigszins vrouwelijke tekening hebben en andersom. De kans op goed getekende dieren neemt dan toe. De mozaïekfactor is inmiddels ook gecombineerd met pigment. Deze vogels zijn zelfs vrij populair geworden.
Ivoorfactor
De ivoorfactor doet zijn werk uitsluitend op de vetstofkleur. Het pigment blijft door deze factor onaangeroerd. De vetstofkleurelementen veranderen onder invloed van deze factor van ligging en het waziger worden van de vetstofkleur is het visuele effect ervan. Geel wordt hierdoor heel zacht van kleur en rood wordt heel zachtrood tot roze. De ivoorfactor vererft recessief, maar ook geslachtsgebonden. Wanneer een kweker uitsluitend ivoornakomelingen wenst, combineert hij twee kanaries met de ivoorfactor.
inofactor
Kanaries met rode ogen zijn wat minder bekend bij het grote publiek, maar we zien ze regelmatig op tentoonstellingen. De inofactor is van vrij recente datum en werd pas een aantal decennia geleden serieus opgepikt, waarna men er op grotere schaal mee is gaan kweken. Rode ogen komen voor bij zowel een aantal gepigmenteerde als vetstofkleuren (niet gepigmenteerde). Bekende roodogige vetstofkleuren zijn de lutino, rubino en albino. Lutino’s zijn gele kanaries met rode ogen, rubino’s zijn rode kanaries met rode ogen en de albino’s zijn witte kanaries met rode ogen.De inofactor vererft recessief, wat inhoudt dat er, wanneer een inokanarie gepaard wordt aan een donkerogige kanarie zonder ino(voor) ouders, geen enkel jong met rode ogen geboren zal worden. De jongen zijn dan wel drager van de inofactor. In kwekerstermen heet dit dat de jongen split voor ino zijn.Het paren van twee inokanaries geeft alleen maar nakomelingen met rode ogen. In de praktijk wordt zo’n kruising echter nooit ondernomen, omdat de jongen van twee roodogen vaak wat zwakker zijn. Een sterk nageslacht, waarvan een groot deel roodogig is, krijgt u wanneer u een roodoog man aan een vrouwtje paart dat split is voor rode ogen.
Satinet
Bij satinetkanaries ontbreekt de phaeomelanine geheel en ook de lichtbruine eumelanine komt niet geheel tot uiting. Wat overblijft, is een vogel die uitsluitend heel licht bruine eumelanine laat zien. Satinetkanaries kenmerken zich onder meer door de witte omzoming van de gepigmenteerde veertjes. De factor werkt alleen in op het pigment, de vetstofkleur blijft onaangeroerd. Satinetten hebben altijd rode ogen. Satinet vererft recessief en is geslachtsgebonden.
Phaeo
De phaeofactor lijkt qua werking wel een beetje op de satinetfactor. De phaeofactor doet echter de zwarte en donkerbruine eumelaninepigmentkorrels volledig verdwijnen. Ook de oogkleur wijzigt, waardoor de ogen rood worden. Onaangetast blijft het lichter bruine phaeomelanine en ook de vetstofkleur blijft onaangeroerd. De phaeofactor vererft recessief, wat inhoudt dat uit een combinatie van twee phaeokanaries uitsluitend phaeo’s geboren worden. Een dergelijke kruising wordt echter in de praktijk vrijwel niet uitgevoerd. De phaeofactor kan echter wel onzichtbaar in het genetische pakket van een kanarie worden meegedragen en in de jongen tot uiting komen wanneer de drager wordt gepaard aan een kanarie die eveneens drager is van deze factor of een phaeofactorkanarie. Wanneer een vogel een onzichtbare factor met zich mee draagt, wordt er gezegd dat hij ‘split’ is voor die bepaalde (onzichtbare) factor.
EIGENSCHAPPEN
Echt mooie kleurkanaries, en dan met name echt zuivere en de minder bekende kleuren, worden zelden te koop aangeboden in een dierenspeciaalzaak. Wanneer u interesse hebt in een tentoonstellingswaardige kleurkanarie, kunt u het beste contact opnemen met een plaatselijke vogelvereniging. Zij kan u verder helpen aan adressen van kwekers bij u in de buurt.
Laatste update: Ma 01-04-2024. 17.45uur