| A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | l | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z |
MASKERAMADINE (Poephila personata)
VERSPREIDING
Australië.
GROOTTE
Ongeveer 14 centimeter.
GESLACHTSONDERSCHEID
Het is moeilijk het verschil tussen beide geslachten te zien. Vaak hebben de vrouwtjes een wat kleiner masker. De mannetjes zingen de vrouwtjes niet.
SOCIALE EIGENSCHAPPEN
Normaliter geven deze vogels weinig problemen in de omgang met andere vogels en soortgenoten. Wanneer u graag nageslacht van uw vogels wilt, is het zelfs aan te bevelen om te beginnen met een groepje jonge vogels; de partners kunnen elkaar dan zelf uitkiezen en dat vergroot de kans op een succesvolle kweek.
GESCHIKTE BEHUIZING
In een ruime buiten of kamervolière komen maskeramadines het beste tot hun recht. Beplanting wordt door de vogels erg op prijs gesteld. Een tijdelijke huisvesting in een (broed)kooi hoeft geen onoverkoombaar euvel te zijn, maar worden de vogels al te lang in een krappe behuizing gehouden, dan krijgen ze gezondheidsproblemen.
OMGEVINGSTEMPERATUUR
Hoewel de maskeramadine doorgaans een warmtebehoeftige vogel is, is het vaak niet onmogelijk de dieren te laten overwinteren in een goed geïsoleerd nachthok. Merkt u echter dat de vogels niet goed reageren op een lage omgevingstemperatuur, dan moet er wel ingegrepen worden.
VOEDSEL
U kunt maskeramadinen als basisvoer een zaadmengsel geven voor tropische vogels. Daarnaast lusten ze ook graag gekiemde en halfrijpe zaden, die zeker in de broedperiode dagelijks op het menu moeten staan. Hetzelfde geldt ook voor eivoer en levend voer, bijvoorbeeld buffalowormpjes. Scherpe maagkiezel en grit moeten altijd in voldoende mate aanwezig zijn, zodat de vogels hiervan naar behoefte kunnen opnemen.
ACTIVITEITEN
Maskeramadines zijn beweeglijke vogels die zich in alle lagen van de volière ophouden en ook veel op de bodem te vinden zijn. Soms zijn ze wat schuw en teruggetrokken, maar een dichte randbeplanting en een rustige benadering kunnen dit voor een groot deel verhelpen. De ‘zang’ van de mannetjes moet u niet al te letterlijk nemen, want dit is meer een soort gekwetter. De nacht brengen deze dieren door in een slaapnestje, waarvan er verschillende voornamelijk in het nachthok hij kou aanwezig moeten zijn.
KWEEK
Het nest wordt bij voorkeur gebouwd in een dichte, beschutting biedende struik, bijvoorbeeld een conifeer. In een ruime broedkooi wordt evenwel gebruik gemaakt van een klein formaat nestkastje. Als nestmateriaal komen onder meer uitgeplozen sisaltouw, grashalmen en veertjes in aanmerking. De eitjes, 4 tot 5 in totaal, worden afwisselend door beide ouders bebroed. Na ongeveer 11 tot 12 dagen komen de eitjes uit. De jongen krijgen naast gekiemde zaden veel kleine levende insecten te eten. Na ongeveer drie weken vliegen de jongen uit, maar ze kunnen dan nog niet voor zichzelf zorgen. Vaak helpen beide ouders ze een aantal weken op weg. Na een week of vijf zijn ze doorgaans als zelfstandig te beschouwen, maar soms duurt het wat langer. De jongen lijken sprekend op hun ouders, maar hebben nog een zwarte snavel en hun verenkleed is over het algemeen wat matter van kleur. Een goed kweekkoppel kan in een broedseizoen meerdere broedsels grootbrengen. Voor ieder legsel wordt doorgaans weer een nieuw nest gemaakt.
Laatste update: Ma 01-04-2024. 17.45uur