| A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | l | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z |
ROODKAPPARKIET (Purpureicephalus spurius) (Kuhl, 1820)
VERSPREIDING
Zuidwest-Australië, ten zuiden van de rivier Moore nabij Perth.
GROOTTE
Ongeveer 36 tot 37 centimeter.
GESLACHTSONDERSCHEID
Man: bij deze parkiet zijn het hoofd, de kruin en de nek karmijnrood. De wangvlek toont intensief geelgroen. De rug en vleugels zijn groen. De ondervleugels hebben een blauwe tint. De borst en de buik zijn intensief blauwviolet. De flanken tonen rood met weinig groen vermengd net zoals de onderstaartveren. De middelste staartpennen zijn groen, de buitenste staartpennen bleekblauw. Er is geen ondervleugelstreep bij de man. De langere snavel, veel gebruikt voor noten en vruchten uit te puilen, is hoornachtig grijs. De ogen zijn donkerbruin en de poten grijsbruin.
Pop: de pop is een beetje matter als de man. De flanken zijn bij haar meer groen. Bij haar is er wel een witte ondervleugelstreep aanwezig. De kop is ronder en kleiner en de bek is smaller dan bij de man. Het rood op de kop toont in de meeste gevallen niet zo intensief als bij hem. Hier en daar zijn er groene veren tussen het rood te bemerken. Er zijn evenwel poppen die even kleurrijk zijn als de mannen. Het zijn deze vogels die zo begeerd zijn door onze kwekers.
Jongen:de jongen zijn matter van kleur en hebben een donkergroene kop. Ze hebben een roestbruine voorhoofdsband. De wangen zijn heller groen. De borst en buik zijn violetblauw. Na vijf maanden komen de eerste rode pluimen op de bovenkop te voorschijn. Na zestien maanden zijn de jongen op kleur. Gewicht:een volwassen roodkapparkiet weegt tussen de 100 à 135 gram voor de pop en 110 à 155 gram voor de man. De lengte van deze parkiet is ongeveer 36 cm. De stem is niet zo luid, echter bij gevaar stoten ze een luide krijs uit.
SOCIALE EIGENSCHAPPEN
De roodkapparkiet is nerveus van aard. Tegenover andere vogels zijn ze agressief en ze kunnen dan ook beslist niet met andere vogels in één volière gehouden worden. Het zijn relatief lawaaiige vogels, vooral ‘s ochtends en ’s avonds. Een vreemd verschijnsel bij deze parkiet is dat ze zonder aanwijsbare oorzaak zo maar dood in de volière kunnen worden aangetroffen. Ze worden door sommige kwekers dan ook wel als ‘gevoelig’ bestempeld. Niet onbelangrijk om te weten is dat het echte ‘slopers’ zijn. Een volière van hout is over het algemeen geen lang leven beschoren, zelfs niet als de vogels steeds over voldoende verse takken kunnen beschikken.
GESCHIKTE BEHUIZING
Ongeschikt voor verblijf in kooi. De beste huisvesting is paarsgewijs in een rustig gelegen van metaal en zwaar gaas (bijv. nerzengaas) geconstrueerde buitenvolière; minimale volièregrootte (lxbxh) 5 x 1 x 2 m met een aansluitende wind- en regenvrije overkapping met een bodemoppervlakte van ca. 1 m², waaronder in de broedperiode de nestkast wordt opgehangen. Regelmatig verse takken van berk, knotwilg of (onbespoten) fruitbomen geven om hun knaaglust te bevredigen ook halfvergaan hout komt voor dit doel in aanmerking. Dagelijks vers badwater verstrekken. Regelmatig op wormen controleren en zonodig wormkuur geven.
OMGEVINGSTEMPERATUUR
VOEDSEL
Naast het normale zaadmengsel voor grote parkieten, is het goed dagelijks wat fruit in de vorm van een stuk appel of sinaasappel te verstrekken. Ook rode wortel wordt graag genomen. Roodkapparkieten baden graag. Fris badwater moet dus steeds ter beschikking staan. Net als bij alle andere vogels moet er altijd voldoende, schoon en vers drinkwater aanwezig zijn.
KWEEK
Deze vogels moeten over een vlucht van ca. 5 m kunnen beschikken. Het broedblok moet van dikwandige makelij zijn; geschikte afmetingen zijn: 100 cm hoog, 25 x 25 cm bodemoppervlakte, doorsnede invlieggat 7,5 cm. Op de bodem een laag vermolmd hout aanbrengen. Het broedseizoen begint voor de roodkapparkiet meestal eind april begin mei. Dan kan de balts worden waargenomen, waarbij de man zijn rode kopveren hoog opzet. Wanneer alles goed gaat worden vier tot zeven eieren gelegd. Het broeden geschiedt door de pop; broedduur 22 dagen. Als de jongen uitkomen, worden ze aanvankelijk alleen door de pop gevoerd. De man voert de pop op het nest, maar helpt haar pas de jongen te voeren als deze ongeveer 14 dagen oud zijn. Dit is ook het tijdstip om te ringen; ringmaat 6 mm. Nestcontrole dient met de nodige omzichtigheid te gebeuren. Bijvoorbeeld op een moment als de pop spontaan het nest verlaten heeft. De jongen vliegen na ongeveer 35 dagen uit. Vervolgens worden ze nog enkele weken door de ouders bijgevoerd. Het duurt bijna anderhalf jaar tot de jonge vogels volledig op kleur zijn. De roodkap gaat gewoonlijk pas na twee jaar tot voortplanting over en broedt slechts eenmaal per seizoen.
BIJZONDERHEDEN
De Roodkapparkiet moet geringd worden met ringmaat 6 mm
Laatste update: Ma 01-04-2024. 17.45uur