SAFFRAANVINK (Sicalis flaveola)

VERSPREIDING
Peru, Equador, ingevoerd in Jamaïca.

GROOTTE
Ongeveer 14 tot 15 centimeter.

GESLACHTSONDERSCHEID
De mannetjes onderscheiden zich onder meer van de vrouwtjes door hun fellere kleuren. De mannetjes zingen.

SOCIALE EIGENSCHAPPEN
Buiten de broedtijd geven deze vogels de minste problemen, mits het gezelschap ongeveer even groot is als de saffraanvinken of wat groter. Tijdens de kweek fungeren deze vogels vaak als stoorzender. U kunt ze tijdens de broedperiode in een aparte vlucht onderbrengen. Desondanks is veel afhankelijk van de beschikbare ruimte; in een ruime volière, waarin geen al te tere en kleinere vogeltjes gehouden worden, hoeft een nestelend saffraanvinkenpaar niet altijd tot problemen te leiden. U houdt deze vogels bij voorkeur als koppel. Meerdere koppels kunnen onderling problemen geven.

GESCHIKTE BEHUIZING
Saffraanvinken voelen zich uitstekend op hun gemak in een ruime, langs de randen goed beplante buitenvolière.

OMGEVINGSTEMPERATUUR
Saffraanvinken zijn vrij sterke vogels. In de winter kunt u desondanks beter het nachthok wat verwarmen.

VOEDSEL
U geeft deze vogels een zaadmengsel voor tropische vogels, aangevuld met onkruidzaden, groenvoer en universeelvoer. Ook trosgierst wordt graag opgenomen. Voor en tijdens de kweek is er een verhoogde behoefte aan dierlijke eiwitten in de vorm van levende insecten en eivoer. Een gritmengsel mag uiteraard niet ontbreken op het menu.

ACTIVITEITEN
Deze levendige vogels baden graag en moeten hier ook de kans toe krijgen. Zet hiervoor een met water gevulde geglazuurde, aardewerken schaal op een verhoging of op de bodem van de volière. Haal de schaal na een paar uur weg, zodat de vogels niet drinken van het inmiddels vervuilde water. De mannen van deze soort zingen.

KWEEK
Saffraanvinken bouwen een slordig en vrij groot nest in een struik, maar betrekken soms ook een nestkastje. Het wordt gemaakt van allerhande materialen waaronder gras, sisal en dierlijk haar. Er worden gemiddeld 4 eitjes gelegd, die een witte schaal hebben met donkere vlekjes. Ze worden gedurende 11 tot 14 dagen vrijwel uitsluitend door het vrouwtje belbroed; het mannetje lost haar zo nu en dan af. De uitgekomen jongen worden ook in hoofdzaak door het vrouwtje gevoerd. Ze hebben vrij veel behoefte aan klein levend voer. Op een leeftijd van om en nabij de twee weken vliegen de jongen uit. Ze lijken qua kleur dan nog het meest op hun moeder. Rond een leeftijd van zes maanden begint de jeugdrui, maar het kan twee jaar of zelfs nog langer duren voordat de jongen geheel op kleur zijn.