| A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | l | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z |
ABESSIJNSE HALSBANDPARKIET (Psittacula krameri parvirostris) (Souancé, 1856)
De Abesijnse halsbandparkiet kent de volgende ondersoorten:
Abessijnse halsbandparkiet | - | Psittacula krameri parvirostris (Souancé, 1856) |
Afrikaanse halsbandparkiet | - | Psittacula krameri krameri (Scopoli, 1769) |
Indische halsbandparkiet | - | Psittacula krameri manillensis (Bechstein, 1800) |
Neumann halsbandparkiet | - | Psittacula krameri borealis (Neumann, 1915) |
RINGMAAT:
6,5 – 7 mm.
VERSPRIJDING:
De Psittacula krameri parvirostris heeft zijn verspreidingsgebied in Somalië, Ethiopië en Soedan.
GESLACHTSONDERSCHEID:
Volwassen mannen en poppen zijn uiterlijk goed van elkaar te onderscheiden. Het belangrijkste verschil is het ontbreken van de zwartroze halsband bij de pop. Vaak zijn poppen ook wat minder intensief van kleur.
MAN EN POP:
P. k. parvirostris lijkt zeer veel op P. k. krameri maar de groene lichaamskleur laat bij deze ondersoort een duidelijke blauwe waas zien. Ook heeft deze soort een wat kleinere snavel.
Afrikaanse halsbandparkiet - Psittacula krameri krameri (Scopoli, 1769)
GROOTTE:
40 cm.
RINGMAAT:
6,5 – 7 mm.
VERSPRIJDING:
De Psittacula krameri kramerri heeft zijn verspreidingsgebied in West-Afrika, Senegal, Oeganda en Zuid-Soedan.
GESLACHTSONDERSCHEID:
Volwassen mannen en poppen zijn uiterlijk goed van elkaar te onderscheiden. De poppen onderscheiden zich van de mannen door het ontbreken van de zwartroze halsband en de oogstreep. Vaak zijn ze ook wat minder intensief van kleur.
MAN EN POP:
De hoofdkleur is grasgroen. De onderstaart is lichtgeel en de twee langste staartpennen zijn blauw met een gele punt. De bovensnavel is donkerrood met een zwarte punt, de ondersnavel is vrijwel geheel zwart. Volwassen mannen hebben een halsband die aan de voorzijde zwart is en roze in de nek. De ogen zijn zwart met een gele iris. De poten zijn grijs met donkergrijze nagels.
Indische halsbandparkiet - Psittacula krameri manillensis (Bechstein, 1800)
GROOTTE:
42 cm.
RINGMAAT:
6,5 – 7 mm.
VERSPRIJDING:
De Psittacula krameri manillensis heeft zijn verspreidingsgebied in Zuid-India en Sri Lanka.
GESLACHTSONDERSCHEID:
Volwassen mannen en poppen zijn uiterlijk goed van elkaar te onderscheiden. Het belangrijkste verschil is het ontbreken van de zwartroze halsband bij de pop. Vaak zijn poppen ook wat minder intensief van kleur.
MAN EN POP:
P. k. manillensis verschilt van de nominaatvorm door de kleur van de bovensnavel, die overwegend rood van kleur is en een zwarte punt bezit. Verder is de algehele lichaamskleur donkerder getint en is er een blauwgrijze waas op de borst aanwezig. Ook is het roze in de nek donkerder van kleur. De onderstaart en binnenkant van de vleugels zijn lichtgeel. De twee langste staartpennen zijn groen met aan de bovenzijde een duidelijke blauwe aanslag. Verder is P. k. manillensis groter van formaat.
Neumann halsbandparkiet - Psittacula krameri borealis (Neumann 1915)
GROOTTE:
43 cm.
RINGMAAT:
6,5 – 7 mm.
VERSPRIJDING:
De Psittacula krameri borealis heeft zijn verspreidingsgebied in Pakistan, Noord-India en in Nepal tot aan Birma
GESLACHTSONDERSCHEID:
Volwassen mannen en poppen zijn uiterlijk goed van elkaar te onderscheiden. Het belangrijkste verschil is het ontbreken van de zwartroze halsband bij de pop. Vaak zijn poppen ook wat minder intensief van kleur.
MAN EN POP:
Deze ondersoort lijkt op P. k. krameri maar heeft een grotere snavel. Verder heeft deze ondersoort een rode i.p.v een zwarte ondersnavel en een grijsgroene waas over het lichaam.
VERSPREIDING
(zie ondersoort)
GROOTTE
Ongeveer 40 tot 43 centimeter.
GESLACHTSONDERSCHEID
(zie ondersoort)
SOCIALE EIGENSCHAPPEN
Abessijnse halsbandparkieten kunnen het beste per paartje in een vlucht worden gehuisvest. Een Abessijnse halsbandparkiet die als heel jonge vogel bij mensen in huis wordt opgenomen en goed wordt verzorgd, wordt uiterst tam en aanhankelijk en kan zelfs zij het niet zo goed leren praten.
GESCHIKTE BEHUIZING
Abessijnse halsbandparkieten vragen een behoorlijke vliegruimte. Een vlucht van 5 á 6 m lang, 1 m breed en 2 m hoog, nachthok inbegrepen, is wel ongeveer het minimum voor deze vogels. Twee zitstokken, elk aan een uiteinde van het verblijf dragen bij aan een zo lang mogelijke vliegruimte. Hoewel deze vogels niet als echte knagers te boek staan, is het als men een houten volièreconstructie kiest verstandig het gaas aan de binnenzijde van het houtwerk te bevestigen; een metalen volière heeft echter de voorkeur. Tussen de volières dubbel gaas aanbrengen met een tussenruimte van 4 á 5 cm; dit om teenbeschadigingen te voorkomen. Halsbandparkieten nemen bijna elk broedblok voor lief, maar hebben een duidelijke voorkeur voor natuurstammen. Geschikte maten zijn ca 75 cm diep, diameter 25 á 30 cm, invlieggat 10 cm. Op de bodem een laag vermolmd hout aanbrengen en vast aanstampen. Het is verdient aanbeveling de broedblokken 's winters te laten hangen. Bij zeer strenge koude zullen de vogels zich daarin terugtrekken.
OMGEVINGSTEMPERATUUR
Abessijnse halsbandparkieten zijn als winterhard te beschouwen, echter ze zijn zeer gevoelig voor teenbevriezingen, daarom is het raadzaam het gaas boven de buitenzitstok af te dekken met een glasplaat of lichtdoorlatende golfplaat op die manier blijft de zitstok droog en kan die dus in de winter niet bevriezen. Met name als ze bij vorst s’ nachts aan het gaas gaan hangen zullen de tenen afsterven, en dat erg verminkend voor de vogel is. Met betrekking tot teenbevriezingen is het ook belangrijk dat de zitstokken voldoende dik zijn, zodat de tenen bij het zitten goed afgedekt worden door het verenkleed. Gezien bovenstaande moeten volières waarin Abessijnse halsbandparkieten worden gehouden een goed afgesloten en droog en vorstvrij nachtverblijf bezitten.
VOEDSEL
Abessijnse halsbandparkieten zijn gemakkelijke kostgangers. Naast een goed zaadmengsel voor grote parkieten eten ze graag wat fruit. Favoriet zijn appel, peer en sinaasappel. Ook lijsterbessen worden graag genomen. Een weinig fruit, in welke vorm dan ook, mag derhalve niet op het dagelijks menu ontbreken. Ook een weinig groenvoer zoals wortel, kool en halfrijpe kolfmaïs dient dagelijks verstrekt te worden. Als er jongen zijn het basisvoedsel aanvullen met eivoer, in melk geweekt oud brood en een weinig gekiemd zaad. Om hun knaaglust te bevredigen, moeten we deze vogels regelmatig wilgentakken verstrekken. Ook takken van fruitbomen voldoen, maar vergewis u er dan van dat ze niet bespoten zijn. Abesijnse halsbandparkieten baden graag, zorg er dus voor dat ze dit ook kunnen. Tijdens vorstperioden geen badwater verstrekken, maar alleen drinkwater aanbieden in een klein bakje waarin de vogels niet kunnen baden.
ACTIVITEITEN
Deze vogels zitten graag hoog en droog. Ze zijn weinig op de grond te vinden. Hun knaaglust is groot. Zo ‘restylen’ ze hun nestkast graag, maar doen dit ook met hun zitstokken, die u wellicht wat vaker door nieuwe exemplaren moet vervangen. De nacht brengen ze bij voorkeur in een broedblok door, ook buiten de kweekperiode. Wanneer ze gestoord worden of wanneer ze iets zien of horen wat buiten de normale routine valt, zijn ze erg luidruchtig. Het zijn dan ook geen vogels voor mensen die in een drukbevolkte wijk wonen.
KWEEK
Nestblok:
Als nestgelegenheid kan een nestblok verstrekt worden met een afmeting van 60 cm hoog, een bodemoppervlak van 25 x 25 cm. en een invlieggat van ongeveer 8 cm. Aan de grotere soorten, kunnen grotere blokken gegeven worden, bijvoorbeeld met een bodemoppervlak van 30 x 30 cm. en een hoogte van 70 cm. Het is verstandig meerdere nestblokken te verstrekken zodat de vogels zelf hun keuze kunnen bepalen. Ook nestblokken met iets andere afmetingen worden door de vogels geaccepteerd. Over het algemeen zijn ze hier niet al te kieskeurig in. Om de vogels te helpen bij het in en uit gaan van het blok is het aan te raden de binnenzijde van het blok onder het invlieggat te voorzien van een strookje gaas en of krammen. Verder is het handig om een inspectieluikje aan te brengen op ongeveer 15 cm. van de bodem.
Nestmateriaal:
Als nestmateriaal dient een mengsel van boshumus cq. potgrond en houtspaanders in het blok te worden aangebracht (laagdikte ca. 8 cm.). Ook kunnen stukken vermolmd hout gegeven worden. Deze worden dan door de vogels geheel stuk geknaagd waardoor een prima bodembedekking in het nestblok ontstaat.
Kweek:
Halsbandparkieten beginnen meestal al vroeg met het broedproces. Vaak zijn in januari al paringen waar te nemen tussen de vogels. Toch is het af te raden om dan al nestblokken te verstrekken. Beter is het om dit proces wat te rekken en de blokken niet eerder te geven dan in maart (afhankelijk van het weer!). De pop legt meestal 3 tot 5 eieren die om de dag worden gelegd. Na een broedduur van ca. 24 dagen worden de (kale) jongen geboren. Op een leeftijd van ongeveer 10 -14 dagen moeten de jongen worden geringd met een 6,5 of 7 mm. geharde voetring. Op een leeftijd van 7 weken vliegen ze uit waarna ze nog 2 tot 3 weken door de ouders worden (bij)gevoerd). Vaak gaan de oudervogels over tot een tweede legsel.
BIJZONDERHEDEN
De Abessijnse halsbandparkiet moet geringd worden met ringmaat 6.5 - 7.0 mm